Afgelopen weken hebben talloze leerkrachten en leerlingen zich met verbazingwekkende snelheid aangepast aan de nieuwe situatie. Maar hoe zit het met de kwetsbare kinderen die extra ondersteuning nodig hebben omdat ze dyslexie, autisme of ADHD hebben? Of met kinderen in een moeilijke thuissituatie? Het team van het Dienstencentrum van Zaan Primair werkt hard om ervoor te zorgen dat ook tijdens de coronacrisis geen enkel kind tussen wal en schip valt.

Zo gauw het nieuws kwam dat de scholen dichtgingen, is het Dienstencentrum begonnen met de hulpvraag in kaart te brengen. Directeur Paul Detering vertelt: ‘We hebben vragenlijsten gemaakt. Welke kinderen en welke ouders moeten worden ondersteund? Welke leerkrachten hebben hulp nodig? Waar heeft het team hulp bij nodig? Aan de hand daarvan hebben we heel snel gezocht naar manieren om het passend onderwijs zo goed en zo kwaad als het gaat op niveau te krijgen.’

Inmiddels komt er tekening in de situatie. ‘We hebben een rekenspecialist die digitaal lesgeeft aan groepjes kinderen die extra ondersteuning nodig hebben en een taalspecialist die op zoek is geweest naar wat ouders van kinderen met dyslexie kunnen doen. Leerlingen in de Plusklassen hebben we series met uitdagende opdrachten toegestuurd. De schoolmaatschappelijk werkers hebben regelmatig contact met tientallen gezinnen. Zo proberen alle medewerkers van het Dienstencentrum vanuit hun eigen specialisatie schoolteams en leerlingen te ondersteunen in deze uitdagende tijd.’ Een van de grootste uitdagingen bleek het afstemmen met gemeente en andere organisaties te zijn. ‘We wilden voorkomen dat er een wildgroei aan ideeën zou komen,’ legt Paul uit.

Nu gezinnen langere tijd met elkaar thuis zitten, is het belangrijker dan ooit dat leerkrachten hun oren en ogen open houden voor moeilijke situaties bij leerlingen thuis. ‘Soms heb je een onderbuikgevoel dat er iets niet klopt, maar je weet niet precies wat. Hoe langer kinderen in die omstandigheden zitten, hoe verdrietiger het wordt. En kindermishandeling en kindermisbruik komen voor in alle lagen van de bevolking.’

Er wordt goed samengewerkt met instanties als het Stedelijk Jeugdteam om ervoor te zorgen dat er snel kan worden ingegrepen als dat nodig is. Dat begint vaak bij de leerkrachten; ‘Zij zien het als kinderen hun huiswerk niet maken, dat overdag die computer nooit aan is en ’s avonds om elf uur wel, of als een kind in MS Teams ineens totaal anders is dan in de klas; dat zijn allemaal signalen. Het is soms moeilijk om te het beoordelen. Daarom moet je het altijd bespreken. Deel het met collega’s, schoolondersteuners of iemand van het Dienstencentrum. Hou het niet voor jezelf.’

Ondanks zijn zorgen voelt Paul zich deze weken erg opgetogen. ‘Ik ben altijd heel blij geweest dat ik werk in het onderwijs. Dat is vermenigvuldigd met factor vijf. Als je ziet hoe flexibel leerkrachten inspelen op de situatie, hoe collega’s denken in oplossingen in plaats van problemen, dan ben ik supertrots dat ik onderdeel ben van deze beroepsgroep.’